Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7211

Datum uitspraak2007-01-22
Datum gepubliceerd2007-02-01
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/1019
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / detentieboot / verzoek overdracht beroep aan andere zittingsplaats De vreemdeling verzoekt de behandeling van het beroep over te dragen aan de vreemdelingenkamer van de zittingsplaats Amsterdam. Daarmee, zo stelt hij, wordt bereikt dat de bewaring zal worden opgeheven. Hij verblijft immers al langer dan zes maanden op de detentieboot Reno in vreemdelingenbewaring. De rechtbank wijst dit verzoek af. Ingevolge de Vw 2000 is de behandeling van een beroep tegen besluiten op grond van deze wet opgedragen aan de rechtbank te 's-Gravenhage. Uit organisatorische overwegingen is de behandeling van beroepen opgedragen aan rechtbanken die zijn aangewezen als nevenzittingsplaats van deze rechtbank. In het kader van deze organisatie dienen beroepen te worden gezonden aan het CIV. Dit bureau, feitelijk fungerend als een voorportaal van de griffie van de rechtbank, hanteert bij de toedeling van beroepen aan de verschillende zittingsplaatsen objectieve niet door de vreemdeling te beïnvloeden criteria. Met dit systeem is niet verenigbaar dat de vreemdeling een rechtsforum zou kunnen uitzoeken. De rechtbank ziet geen aanleiding de voortduring van de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten in verband met het feit dat de vreemdeling meer dan zes maanden op de Detentieboot Reno verblijft. Zij overweegt daartoe dat de rechtmatigheid van de uitvoering van de maatregel van bewaring in een huis van bewaring, cq een als zodanig aangewezen inrichting niet ter beoordeling van de bewaringsrechter staat. Verwezen wordt naar de jurisprudentie van de ABRS, onder meer de uitspraak van 3 april 2006, LJN: AW1769, waarin de ABRS heeft overwogen dat de rechtbank zich bij de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de bewaring in de zin van artikel 94, vierde lid, Vw 2000, dient te beperken tot een oordeel over de aanwijzing van de plaats of ruimte voor de uitvoering van de bewaring in het licht van het daar geldende regime. De ABRS heeft in genoemde uitspraak voorts overwogen dat het daarbij gaat om de aanwijzing van de inrichtingscategorie, waartoe de plaats of ruimte behoort, zoals in het geval van de Detentieboot Reno een huis van bewaring, waarvoor bij algemeen verbindend voorschrift is bepaald dat daarin personen in vreemdelingenbewaring kunnen worden opgenomen en een regime is vastgesteld. Voor zover een vreemdeling bij een door hem tegen de oplegging van de maatregel ingesteld beroep klaagt over de toepassing van dat regime op de locatie waar die maatregel ten uitvoer wordt gelegd, valt die klacht buiten het in artikel 94, vierde lid, Vw 2000 in samenhang met artikel 5.4, eerste lid, Vb 2000 aangegeven toetsingskader en kan deze reeds daarom niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden, aldus de ABRS in genoemde uitspraak. Het is ingevolge de uitspraak van voorzieningenrechter, rechtbank Den Haag, sector civiel, van 11 december 2006 aan verweerder om een afweging te maken of de vreemdelingenbewaring op een detentieboot in het onderhavige geval mag voortduren. Beroep ongegrond en afwijzing verzoek om schadevergoeding


Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudige kamer UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht beroep vrijheidsontnemende maatregel Reg.nr.: AWB 07/1019 VRONTN Inzake : [vreemdeling], V-nummer 130.500.2197, thans verblijvende op de Detentieboot Reno te Rotterdam, hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. F.L.M. van Haren, advocaat te Amsterdam, tegen : de Minister van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING 1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1963 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. 2. Op 5 januari 2007 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Het beroep is gericht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die verweerder bij besluit van 21 april 2006 de vreemdeling heeft opgelegd. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding. 3. Verweerder heeft de rechtbank en de gemachtigde van de vreemdeling schriftelijke inlichtingen verstrekt inzake zijn handelen strekkend tot uitzetting van de vreemdeling uit Nederland. De rechtbank heeft de gemachtigde bij faxbericht van 8 januari 2007 om een reactie gevraagd. 4. De gemachtigde heeft op 10 januari 2007 een reactie ingezonden. 5. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten. II. OVERWEGINGEN 1. De rechtbank stelt voorop dat over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring als zodanig reeds is beslist bij uitspraak van deze rechtbank van 8 mei 2006. Voorts is laatstelijk bij uitspraak van 21 december 2006 geoordeeld dat het voortduren van de bewaring rechtmatig was. Derhalve staat thans ter beoordeling of verdere voortduring van de maatregel van bewaring, gegeven de omstandigheden van het geval, rechtmatig is. 2. Op grond van de stukken is de rechtbank van oordeel dat het voortduren van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel niet onrechtmatig is. 3. De vreemdeling heeft geen gronden aangevoerd. Hij verzoekt de behandeling van het beroep over te dragen aan de vreemdelingenkamer van de zittingsplaats Amsterdam. Daarmee, zo stelt hij, wordt bereikt dat de bewaring zal worden opgeheven. Hij verblijft immers al langer dan zes maanden op de detentieboot Reno in vreemdelingenbewaring. De rechtbank wijst dit verzoek af. Ingevolge de Vw 2000 is de behandeling van een beroep tegen besluiten op grond van deze wet opgedragen aan de rechtbank te 's-Gravenhage. Uit organisatorische overwegingen is de behandeling van beroepen opgedragen aan rechtbanken die zijn aangewezen als nevenzittingsplaats van deze rechtbank. In het kader van deze organisatie dienen beroepen te worden gezonden aan het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV). Dit bureau, feitelijk fungerend als een voorportaal van de griffie van de rechtbank, hanteert bij de toedeling van beroepen aan de verschillende zittingsplaatsen objectieve niet door de vreemdeling te beïnvloeden criteria. Met dit syteem is niet verenigbaar dat de vreemdeling een rechtsforum zou kunnen uitzoeken. De rechtbank ziet geen aanleiding de voortduring van de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten in verband met het feit dat de vreemdeling meer dan zes maanden op de Detentieboot Reno verblijft. Zij overweegt daartoe dat de rechtmatigheid van de uitvoering van de maatregel van bewaring in een huis van bewaring casu quo een als zodanig aangewezen inrichting niet ter beoordeling van de bewaringsrechter staat. Verwezen wordt naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), onder meer de uitspraak van 3 april 2006, 200602114/1 (LJN: AW1769), waarin de ABRS heeft overwogen dat de rechtbank zich bij de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de bewaring in de zin van artikel 94, vierde lid, Vw 2000, dient te beperken tot een oordeel over de aanwijzing van de plaats of ruimte voor de uitvoering van de bewaring in het licht van het daar geldende regime. De ABRS heeft in genoemde uitspraak voorts overwogen dat het daarbij gaat om de aanwijzing van de inrichtingscategorie, waartoe de plaats of ruimte behoort, zoals in het geval van de Detentieboot Reno een huis van bewaring, waarvoor bij algemeen verbindend voorschrift is bepaald dat daarin personen in vreemdelingenbewaring kunnen worden opgenomen en een regime is vastgesteld. Voor zover een vreemdeling bij een door hem tegen de oplegging van de maatregel ingesteld beroep klaagt over de toepassing van dat regime op de locatie waar die maatregel ten uitvoer wordt gelegd, valt die klacht buiten het in artikel 94, vierde lid, Vw 2000 in samenhang met artikel 5.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 aangegeven toetsingskader en kan deze reeds daarom niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden, aldus de ABRS in genoemde uitspraak. Het is ingevolge de uitspraak van voorzieningenrechter, rechtbank Den Haag, sector civiel, van 11 december 2006 (rolnummer KG 06/1258) aan verweerder om een afweging te maken of de vreemdelingenbewaring op een detentieboot in het onderhavige geval mag voortduren. 4. Nu de vreemdeling voor het overige geen gronden heeft aangevoerd en ook anderszins niet is gebleken dat de voortzetting van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding. 5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De rechtbank ’s-Gravenhage RECHT DOENDE: 1. verklaart het beroep ongegrond; 2. wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2007, in tegenwoordigheid van J.J. Kip, griffier RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. Afschrift verzonden op: